![]() |
|||||||||
|
Resize via rechteronderhoek (niet in Internet Explorer) **of** open deze PDF beeldvullend in apart window | |
Recordnummer | : | 0001 |
---|---|---|
Titel artikel | : | De ontginning der Stichtse venen ten Oosten van de Vecht. |
Auteur(s) | : | M.K.E. Gottschalk |
Verschijningsjaar | : | 1956 |
Beschrijving | : | In eerste instantie was de ontginning van de woeste gronden gericht op het verkrijgen van grond geschikt voor akkerbouw. Inklinking en vervening veroorzaakten later de omschakeling naar veengebied-grasland. Overigens was de turf in en nabij de oudste cultuurgronden als gevolg van vermenging met klei niet van al te beste kwaliteit. Richting het Gooi nam de kwaliteit van de te winnen turf echter snel toe. In de opvatting van Gottschalk vond vanuit de nederzettingen op de oeverwallen de verdere ontginning van de achterliggende woeste gronden richting het Gooi plaats. De ontginning gebeurde volgens een bepaalde systematiek. Vanuit een parallel aan de Vecht lopende dwarswetering met dijk-annex-weg werd een strook grond ontgonnen. Vervolgens werd weer een dwarswetering met dijk-annex-weg aangelegd, waarna vervolgens weer een strook grond ontgonnen kon worden. Die dwarsweteringen deden dienst bij de ontwatering van de gronden. Aan weerszijden van de strook grond lagen scheisloten die bij het voortgaan van de ontginning werden doorgetrokken. Tijdens dit proces lag de nederzetting steeds ongeveer in het midden van het in ontginning zijnde gebied. Bij het verplaatsen van de nederzetting, zoals bovengeschetst, bleef in zekere mate bewoning langs de oude vestigingsplaatsen -de dijken- bestaan. Zie ook https://edepot.wur.nl/172356 |
Medium | : | Tijdschrift |
Afleveringsnummer of -datum | : | K.N.A.G. Vol LXXIII, 1956 |
Uitgever | : | E.J. Brill, 1956 |
Auteursrecht | : | Publiek domein (opmerking: Wetenschappelijke publicatie.) |
|
||
Record aangepast: 25 september 2023